Er was een tijd dat de Volkskrant dagelijks een kort gedicht plaatste. Aan de vergeelde knipsels die her en der in huis opduiken, is niet te zien wanneer dat was, maar ik begrijp nog steeds wel wat me destijds in die flarden raakte.
Op sommige dagen
gebeurde het
dat de vrouw
haar hoofd
van zijn voetstuk nam
en het een tijdje
tussen haar voeten
bewaarde
Deze paar regels bleken afkomstig uit het gedicht 'Het hoofd van de vrouw’ van de IJslandse dichteres Ingibjörg Haraldsdóttir (1942). Van haar wilde ik graag meer lezen, en zo kwam de bloemlezing Moordliederen, Moderne IJslandse poëzie in huis. Haraldsdóttirheeft daarin gezelschap van Vigdis Grímsdóttir, Gerður Kristný, Steinunn Sigurðardóttir en Sigurbjörg Ṗrastardóttir. Zo’n lijstje namen, dan waan je je toch meteen in een andere tijd. Maar de verbeelding van deze vrouwen van het eiland van vuur en ijs is zeer hedendaags én tijdloos.
Ik houd van het gevoel van de breekbaarheid die Ingibjörg Haraldsdóttir oproept, zoals in dit kleine, bijna romantische juweeltje.
De dichteres die verdween
Was ze te slapen gelegd
tussen het bloemenwit?
Was ze een fluiisterende bron
was ze een vogeltije op een tak?
Was ze verdwaald in het bos
van woorden in cursief?
Of was ze misschien
een gedicht geworden, daar in het bos?
De volledige tekst van Het hoofd van de vrouw staat op een aparte pagina.
Moordliederen is in 2007 verschenen bij uitgeverij Wilde Aardbeien.
ISBN: 9789076905235