Naar aanleiding van het overlijden van Berthe Meijer op 10 juli jl. zocht ik het interview op dat ik met haar had in maart 2001. Het verscheen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Mijn blog over Berthe staat hier.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Het zijn moeilijke tijden voor wie beroepsmatig met eten bezig is.
Een gesprek met Berthe Meijer, culinair journaliste en schrijfster/vertaalster van vele kookboeken.
Berthe Meijer: “Deze mond-en-klauwzeer epidemie is in mijn ogen de zoveelste ernstige waarschuwing dat we in onze enorme welvaart veel te veel vlees zijn gaan eten. Het is een tragisch tijdsverschijnsel dat er maar raak gefokt wordt. Als we allemaal bereid zijn minder vlees te eten kunnen de fokmethodes verbeterd worden. Je ziet nu dat mensen weer meer kip gaan eten, en ook andere vleessoorten zoals struisvogel en zelfs krokodil, kangoeroe en slang. Van mij hoeft het allemaal niet, alle dieren die voor de massaconsumptie worden gefokt hebben een sterk verminderde weerstand tegen allerlei ziekten, en ze hebben een niet erg diervriendelijk leven.
In de afgelopen dertig jaar zijn de productiemethodes van ons voedsel sterk veranderd, en doordat de media er bovenop zitten zijn we ook meteen op de hoogte als er iets mis is. Dat maakt mensen bang en onzeker, ze weten niet meer wat ze nog wel veilig kunnen eten. Ik hoop dat de schrik er door deze wereldwijde narigheid er zó in zit dat producenten zich gaan bezinnen op andere methodes en consumenten zo kritisch blijven als ze op dit moment zijn.”
Berthe Meijer (62) begon haar loopbaan in de culinaire journalistiek bij het dagblad NRC/Handelsblad in 1972. Haar zaterdagse colums op de achterpagina, met illustraties van Tom Eijzenbach, waren van meet af aan een groot succes. Vanaf 1975 verscheen haar column dagelijks. Meijer vertelt enthousiast: “Ik had in de Verenigde Staten de programma’s gezien van Julia Child, de vrouw die in de jaren zestig en zeventig de Amerikanen via de televisie heeft leren koken. Dat is haar helaas maar zeer ten dele gelukt. Ik vond haar benadering een eye opener, en wilde zelf ook mensen iets bijbrengen over eten en koken, vanuit de praktijk van alledag, en zonder de wollige gevoelslyriek van iemand als Wina Born, die ik overigens zeer respecteer en bewonder. Laten zien dat het echt allemaal zo moeilijk niet is, als je er maar aandacht en belangstelling voor hebt. Veel mensen zijn onzeker, daar wilde ik iets aan doen. Mijn niets-aan-de-hand manier van over eten schrijven heeft denk ik de toon gezet voor een nieuwe generatie culinaire journalisten, waarvan Joep Habets (NRC/Handelsblad), Johannes van Dam (Het Parool) en ook Wouter Klootwijk (Volkskrant) er enkele zijn.”
De grote eettafel in de woonkamer kijkt uit op een grote tuin en een ruime keuken. Op het aanrecht flessen olijfolie, kruidenpotjes, aan een rek een enorme hoeveelheid pollepels, gardes en ander kookgerei. “Ik heb mijn spullen het liefst bij de hand, dat vind ik prettiger werken”, zegt ze. “Mijn kookboeken staan in mijn werkkamer. Ik heb er nu een paar duizend. Als ik een leuk en inspirerend kookboek vind koop ik het. Mijn eerste kookboek was ‘French Provincial Cooking” van Elizabeth David, gekregen van een tante in Engeland. Eten en koken hebben me altijd gefascineerd. Voedsel is niet alleen de materie die een mens in leven houdt, het prikkelt mijn creativiteit en is leuk om mee te werken. Ik kook ook lekker voor mezelf als ik alleen ben, ik verwen mezelf. Ik droom ook heel vaak van eten, hele maaltijden kook ik in mijn slaap. Heel veel van de recepten voor de krant zijn zo ontstaan.”
Berthe Meijer werd op 21 april 1938 geboren in de Amsterdamse Niersstraat, als oudste dochter van bankmakelaar Isidoor Meijer en Selma Weinberg, inkoopster bij modehuis Hirsch. Eten en koken speelden een belangrijke rol in het orthodox-joodse gezin Meijer. Meijer: “Mijn oma’s kookten voor ons, omdat mijn moeder het daarvoor veel te druk had. Ik heb als klein kind heel veel zien koken, omdat ik altijd op het aanrecht zat als er eten werd klaargemaakt, heel gewone Hollandse pot zoals sudderlapjes, hachée en natuurlijk kippensoep. Ik werd uit liefde en zorgzaamheid volgestopt met eten. Mijn ene oma maakte vaak zoete mergtaart, vreselijk vet maar heerlijk, en er werden bijna elke dag koekjes gebakken. De geur van vers gebakken koekjes is een echte zoete jeugdherinnering.”
In 1945 werd het gezin Meijer via kamp Westerbork op transport gesteld naar Bergen-Belsen. In het kamp stierven Berthe’s ouders van ontbering en uitputting. De beide meisjes werden door het Russische leger bijTröbitz bevrijd uit een trein die drie weken lang vanuit Bergen-Belsen tevergeefs door Duitsland had gereden op zoek naar een nog bereikbaar vernietigingskamp. Via Polen kwamen Berthe en haar zusje terecht in het Joods kinderhuis Bergstichting in Laren. “Sommige dingen brengen het kampverleden heel sterk terug, zoals de geur van doodgekookte koolraap. Ik heb mezelf later gedwongen weer koolraap te eten, met een wit sausje. Ik vond het zelfs wel lekker”, zegt ze zachtjes. “In de Bergstichting was het eten meestal niet lekker, al werd er voor de feestdagen en bar mitswes wel veel aandacht aan besteed. Er was voor dagelijks gebruik een enorme moestuin, en er werd ook heel veel ingemaakt. Ik ben op zeker moment in de keuken mee gaan helpen, en op vrijdag legden we ons zakgeld bij elkaar en kocht ik spullen om appeltaart te bakken. In de vacanties leerde ik koken van de dienstmeisjes van mijn tantes in Deventer. Ik ben niet bij ze gaan wonen omdat de Joodse Voogdijvereniging ze te oud vond. Ik voelde wel dat ik ook daar in een getraumatiseerde omgeving terecht zou komen. Die mensen hadden zelf zoveel meegemaakt dat ze het leven ternauwernood aan konden. Maar ik wilde ook niet naar een pleeggezin. Ik vond dat er al genoeg met me was rondgezeuld. Eigenlijk praat ik niet graag over de oorlog, ik wil er niet in blijven hangen.” Berthe Meijer was zestien toen ze de Bergstichting verliet. Ze ging in Amsterdam fotografie en grafische vormgeving studeren aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, de voorloper van de Rietveldacademie, ging samenwonen met een niet-Joodse man en trouwde met hem toen ze een-en-twintig was. Kort na elkaar werden haar zoons Saul en Niel geboren. Ze scheidde na zestien jaar huwelijk. “Van mijn Joodse achtergrond heb ik jarenlang niets willen weten. Als Joods zijn betekent dat je vogelvrij bent, dan hoef ik niet, dacht ik. Ik heb mijn zoons niet Joods opgevoed, ze zijn ook niet besneden. Ik vond dat ze zelf de beslissing moesten nemen of ze Joods wilden zijn. In de laatste jaren van mijn huwelijk heb ik eindelijk het verleden aangepakt, met hulp van psychiater Keilson. Die was aan de Bergstichting verbonden geweest, hij kende mijn verhaal al. Ik heb opnieuw leren leven. Na mijn scheiding moest ik keihard werken om het hoofd boven water te houden en pakte alles aan dat op mijn pad kwam. Toen ik na vijftien jaar stopte bij de NRC en mijn inkomen wegviel ben ik voor Uitgeverij Bert Bakker “De avontuurlijke keuken” gaan schrijven, een kookboek dat nog steeds een standaardwerk is. En ik werd door de RVU gevraagd “Men neme...” te maken, een serie televisie- en radioprogramma’s over het hele productieproces van basisingrediënten uit de keuken. Ik heb altijd goed aangevoeld wanneer het moment rijp was om van koers te veranderen. En ik ben een echte Stier, ik ga graag uitdagingen aan.”
In 1985 leerde Berthe Meijer via een vriendin de Amerikaanse pianist Gary Goldschneider kennen, met wie ze een jaar later trouwde. Dat veranderde haar leven ingrijpend.
“Toen we elkaar ontmoetten leefde ik vijf kwartier in een uur, werkte me kapot en at alles wat los en vast zat. Ik had helemaal geen tijd voor een man, dat geeft alleen maar problemen, dacht ik in het begin. Maar in Gary vond ik een heel positief, beschermend en liefdevol mens waar ik ook heel vrolijk van werd. En hij is Joods maar zonder de ballast van de oorlog. Gary heeft zeven kinderen uit zijn vorige huwelijk. Binnen jaar na ons trouwen kwamen twee van hen naar Nederland, later volgden er nog drie, en had ik een groot gezin, met alle drukte en verplichtingen die dat met zich mee bracht.” Inmiddels zijn alle kinderen de deur uit en zijn er 4 kleinkinderen.
Meijer: “Elias van vier, de oudste zoon van Niel, komt vaak in de keuken naast me op een stoel staan kijken als ik aan het koken ben, en hij mag uitgebreid meehelpen. ‘Nou, dat wordt wel heel lekker’, zegt hij dan. Ik ben er van overtuigd dat je kinderen van kleins af aan waardering voor eten en smaak kunt bijbrengen. Toen mijn eigen kinderen klein waren was de keuken de centrale plaats in huis, daar werd geleefd. Saul en Niel, en later mijn stiefkinderen, hebben geleerd dat lekker koken een uiting van zorg en liefde is, en dat je van lekker eten heel gelukkig kunt worden. Ze kunnen allebei heel goed koken, een van Gary’s kinderen is zelfs kok geworden.”
Meijer legt een paar lijvige boeken op tafel: “Gary heeft in Amerika psychiatrie, astrologie en engelse literatuur gestudeerd en is zich gaan concentreren op het schrijven van astrologische boeken (The Secret Language of Birthdays, the Secret Language of Destiny, The Secret Language of Relationships) die in vele talen zijn vertaald. Ik ben nauw betrokken bij de productie van zijn boeken en ben Gary’s secretaresse.” En haar eigen werk? “Dat heb ik op een lager pitje gezet. Ik werk op het moment aan de herziene uitgave van “De Joodse Keuken Nieuwe Stijl” (BZZTOH) over de typisch Nederlandse Joodse keuken, met heel veel achtergrondinformatie van traditionele gerechten. Toen ik het schreef waren er alleen de boeken van Becky de Vries, Bea Polak en Saartje Vos, maar die waren in mijn ogen erg verouderd. Ik vind dat je met de Joodse spijswetten modern moet omgaan. Veel van de regels voor kasjroet zijn in feite hygiënische maatregelen die niet meer in deze tijd passen. Aan de andere kant horen al die strenge leefregels tot datgene wat Joden door de geschiedenis heen als ethnische groep bij elkaar heeft gehouden, ongeacht de assimilatie die overal ter wereld heeft plaatsgevonden. Je moet in die cultuur je eigen weg vinden. Wij leven Joods op onze eigen, niet-religieuze manier. Op vrijdagavond dek ik de tafel met een mooi wit kleed, steek de kaarsen aan en zeg de broche, en we houden seideravond met vrienden en familie. Gary heeft me op een heel natuurlijke manier teruggeleid naar mijn Joodse wortels. Hij heeft me de spirituele wijsheid van het Jodendom leren zien en de waarde van de onuitwisbare gedeelde achtergrond die alle Joden ter wereld met elkaar verbindt. Ik heb rust gevonden. Ik ben ervan overtuigd dat het zo heeft moeten zijn, ik geloof niet in toevalligheden.”
Dit artikel verscheen in maart 2001 in het Nieuw Israëlietisch Weekblad.