Een vriendinnetje van heel lang geleden, Dinne heet ze, is in Griekenland om te helpen bij de opvang van vluchtelingen. Ze schrijft er heel persoonlijke verslagen over Facebook, met foto’s.
Dinne, haar broer Pieter en de vele anderen die nu al twee weken in Idoumeni zijn, hebben de indringende woorden van Albert Einstein ter harte genomen, en hoe!
Een betere reden om toch maar een Facebook-account aan te maken kan ik niet bedenken.
Herionder een verslag van 10 maart.
Hartverscheurende taferelen in de haven van Piraeus vanmorgen, waar we
met een grote groep van Stichting Bootvluchteling gingen helpen. Onder
hen 11 studenten en twee docenten (SW). Ruben en ik zijn er wat eerder
dan normaal, omdat we willen proberen bij een kop koffie wat meer zicht
op de structuur hier te krijgen. We belanden in een heksenketel in haven
E2. De kade ziet zwart van de mensen die net met ferry's zijn
aangekomen, terwijl het binnen overvol is en buiten overal tentjes
staan. Veel kinderen, heel veel kinderen. Binnen vormt zich een rij met
mensen die honger en dorst hebben. Ze staan voor een piepklein tafeltje,
waarachter een opslag van misschien 10 vierkante meter, waar ook nog
eens nauwelijks iets is en een handvol Griekse vrijwilligers heel erg
z'n best doet. Ruben wordt gevraagd de rij in bedwang te houden, hij
heeft de hele ochtend 'no!' geroepen. Ik word gevraagd baby's van melk
te voorzien. Maak een kratje met 3 bussen melkpoeder voor verschillende
leeftijden en wil warm water pakken, maar de enige ketel zit vol, staat
aan en is koud. Om me heen mensen die thee vragen. Tientallen keren
dezelfde vraag: "chai?" Òf ze hebben op de betonnen vloer van de
terminal geslapen, òf op de ferry. Wie weet wanneer ze voor het laatst
hebben gegeten en gedronken.
Eindelijk heb ik twee flesjes warm
water en twee flesjes koud. Ik loop naar buiten op zoek naar baby's en
heb er meteen twee: drie weken en acht weken oud. Kruimeltjes tegen hun
moeders aangeplakt. Tot mijn warme water op is (en de ketel nog steeds
niet opgewarmd) maak ik circa 15 flesjes. Blote kindervoetjes op het
asfalt, groezelige handen reiken groezelige flesjes aan. Weer een
Afghaans jongetje dat het woord voert namens een familie van 20 mensen.
Er beginnen bussen aan te komen, er is politie. We horen dat 'iedereen'
naar 'de kampen buiten de stad' wordt gebracht. Krijgen instructies om
kwetsbaren en families die niet compleet zijn naar E1 te brengen. De
stapels vuilnis en natte dekens groeien. Middenin de chaos spreid ik
buiten een zeil uit en in een mum zitten er 15 kinderen kartonnen
kroontjes te kleuren. De studenten doen mee- ballen, kleuren. Er zijn
veel grijpgrage vingertjes die alles willen jatten en gisteren is er al
een rugzak met kinderspullen geklauwd, dus we passen nu goed op.
En
dan vind ik de gekleurde veertjes terug, we plakken er eentje op de
kroon als ze klaar zijn met kleuren. Liesbeth heeft me geleerd eerst met
het veertje over het gezichtje te aaien. Soms wel tien kinderen
tegelijk staan om me heen, te roepen om hún kleurtje. Elk kind reageert
anders: de een geniet met ogen dicht, de ander kijkt me vol aan, een
derde moet giechelen en weer een ander ondergaat het ernstig. Maar deze
momentjes van zachtheid als ik over een gezichtje aai zijn àlle kinderen
muisstil. Als in het oog van de storm die er omheen woedt. Mijn keel
knijpt dicht bij elk kind, als ik het in stilte alle geluk van de wereld
wens. Wetend dat ze nog lang niet rustig en in vrede zullen leven.