Moesbalkonnieren op 5 hoog
Aan ons huis zit een op het zuidwesten gelegen balkon van bescheiden afmetingen, met wijds uitzicht op vele van de torens die Amsterdam rijk is.
Als de weergoden het op hun heupen krijgen heeft ons balkon het zwaar te verduren: wind met stormkracht, en als de hemelen zich openen, staat alles binnen de kortste keren blank. Vanuit de woonkamer moeten we toekijken hoe al dat mooie kleurigs in de balkonbakken horizontaal over de rand hangt, drijfnat en beschadigd. Oh, als ik toch eens terug kon blazen!
Maar als de wind uit het noordoosten waait is het balkon een heerlijke plek voor mens, plant en dier. Dan juichen de ijsbloemetjes en pijpjelak in de felle zon, geuren de rozen en krijgen de petunia's de kans hun volle pracht te ontplooien. Opeens krijgen de aardbeien kleur en zit de frambozenstruik die we aan het begin van de zomer voor een paar euri kochten van Henny van Bergeijk, beter bekend als RaspberryMaxx op de Pure Markt, vol witte bloemetjes, en zelfs de aalbes dreigt vrucht te gaan dragen!
Balkonnieren is een uitdaging, maar we houden vol. Groenschrijver Wim Oudshoorn met wie ik een aantal uitzendingen maakte van TROS Klantenservice, hield me jaren geleden al voor: 'Planten hebben geen hoogtevrees'. En gelijk heeft-ie!
Jozefien, aka Fientje
Marjon en ik delen ons huis met een viervoeter van de soort felix domestica, zeg maar huiskat. Afkomst onbekend, herkomst: de Poezenboot aan de Singel in Amsterdam.
Kenmerken: grote groene ogen, gestreept gevangenisbroekje met witte binnenkant, krulvoetjes voor en achter, vraagtekenpluimstaart en een paar verdwaalde beige vlekjes op haar grijze bontje. Ze zit vaak een beetje scheef en ligt graag op haar rug.
De Poezenboot kan een gevaarlijke plek zijn als je eigenlijk niet, maar toch eigenlijk ook weer wel een kat wilt. We zaten nog helemaal in de naweeën van een erg verdrietige periode, waarin de dochter van een dierbare vriendin onder akelige omstandigheden was overleden en we onze niet eens zo oude, ernstige zieke poes Zoe hadden moeten inslapen. Zoveel verdriet, en dan ook nog het huis vol ondragelijk katloze plekken.
Zo kwam het dat we op een woensdagmiddag in september 2009, tegen beter weten in, tóch naar de Poezenboot fietsten. 'We gaan alléén kijken, en helemaal niets beslissen!', zeiden we nog tegen elkaar terwijl we op het gangboord stapten. Dat was een fraai voornemen, maar niet haalbaar, bleek al binnen een paar minuten. Want in het kantoortje waar de Poezenbootadministratie wordt gedaan zat, in een knalblauw transportkooitje, een grijsgestreept pluizig minikatje, dat heel geïnteresseerd de passanten gadesloeg.
Het was meteen raak, over en weer. Dit onbevreesde, nieuwsgierige wezentje wilde meteen wel spelen en zich laten aanhalen, en ook dat was wederzijds. Hoezo niets beslissen? We waren meteen verkocht, en spraken af dat we, conform de Poezenbootregels, er een nachtje over zouden slapen.
Onderweg naar huis kwam als vanzelf haar naam bovendrijven: dat nuffige neusje, die beeldige bontjas, en die blik van 'hoezo ik Poezenbootstumpertje?'. Nee, dit was geen Miesje of Grijsje, dit katje moest een échte naam van stand krijgen, dat vond ze zelf ook, zoveel was ons wel al duidelijk. Josefien werd het. Ze moest nog een tijdje in haar chique naam groeien, dus tot het zover was noemden we haar Fientje, en nu Fien, want dat roept toch een stuk gemakkelijker.
En we verbeelden ons dat ze ernaar luistert, maar dat weet je bij een kat natuurlijk nooit zeker…
Fien is misschien wel de meest gefotografeerde kat in onze nabije omgeving… kijk maar in haar fotoalbum!
Drukke tijden en mooie muziek
Maar ook mooie tijden! Ik mocht als taalcoach Russisch - mijn andere vak - weer een aantal producties begeleiden bij het Nederlands Kamerkoor.
Als eerste was dat 'Jetzt immer Schnee', een absoluut meesterwerk van de Russische componiste Sofia Goebajdoelina, die in oktober haar 85e verjaardag in Amsterdam vierde met een aantal concerten. Voor de zomer had het koor al een eenmalige uitvoering gezongen ter gelegenheid van de Haarlemse Koorbiënnale, maar nu was het nog meer vor het echie: mevrouw Goebajdoelina was bij de repetities en het concert op 23 oktober in het Muziekgebouw aan 't IJ aanwezig. Het NKK zong bij die gelegenheid ook 'The Outsider', een hier totaal onbekend semitheatraal werk van de voor de meeste mensen al even onbekende Rus Faradzj Karajev. Daarvoor moest het handgeschreven Russisch omgezet worden naar voor het koor lees- en zingbare tekst. De grote verrassing kwam toen ik het voor het eerst hoorde zingen: niet alleen bleken de tientallen maten met alleen maar losse klinkers opeens een logica te bevatten - de medeklinkers uit de woorden waren weggelaten - geleidelijk verscheen er een impromptu van Franz Schubert in de begeleiding, tegenover de genadeloze koorpartij een contrasterende milde muzikale streling die ons in schaterlachen deed uitbarsten.
Jammer dat daar geen opname van bestaat.
Maar het hoogtepunt van deze hele periode waren de voorbereidingen voor de Vespers van Sergej Rachmaninov. Een magnifiek, indrukwekkend werk, bestaande uit 15 koorstukken die samen gemiddeld 1 uur duren. De jonge Letse dirigent Risto Joost (32) was van plan het in minder tijd te doen, vertrouwde hij me toe. Geen plechtstatige kathedrale galm - Rachmaninov's Vespers zijn geen liturgische muziek - maar een warmbloedige, spirituele ervaring stond hem voor ogen. Risto's muzikale en klankkleurideeën over de Vespers vroegen tijd en aandacht, waarbij hij ook een belangrijke rol toebedeelde aan de kleur van de taal (Oudkerkslavisch, in veel opzichten zeer verschillend van het moderne Russisch) en de woordelijke betekenis van de teksten. Met lange repetities overdag, en 's nachts een hutspot van fragmenten van de Vespers in mijn hoofd, voor andere dingen was een paar weken nauwelijks plek.
Er was ook een link naar mijn ándere bezigheid, koken: het NKK wilde namelijk op de website een promofilmpje voor de 8 concerten van de Vespers, én Risto zich laten voorstellen als de nieuwe chefdirigent van het koor. Dus stond ik op 20 september een grote pan borsjt, de beroemde Russische bietensoep, te koken voor het oog van een camera - oude tijden herleefden! En aan het eind van de repetitieperiode maakte ik dezelfde soep in een vlees- én een vegaversie voor zangers en staf van het NKK, 50 man en vrouw. Het recept staat hier.
Het resultaat van al het werk is op het radio4.concerthuis te beluisteren.
Een absolute aanrader!
Zoebiq en Truffel - anderhalve kat
Een verhaal in de verleden tijd, want Zoebiq overleed eind augustus 2009, nog niet eens 15 jaar oud, Truffel twee jaar later op de respectabele poezenleeftijd leeftijd van 19 jaar. Twee poezen die een paar belangrijke fases van mijn leven hebben meegemaakt.
In oktober 1998 - ik woonde nog niet zolang alleen - kwam Zoebiq in mijn leven, een echte schildpadkat, met veel rood en zwart op haar vachtje en aan een van haar achterpoten één witte teen en aan het andere een zwartfluwelen sokje. Ze woonde in het asiel dat toen nog aan de Polderweg gevestigd was. Wat Zoe betreft kon er geen twijfel over bestaan: ik zou haar nieuwe mens worden. Ik kon geen weerstand bieden aan dat viervoetige wezen dat in haar kooi, en ook erbuiten, steeds weer naar me toe kwam lopen. Volgens haar status was ze ruim 2 jaar, met roepnaam Lady. Er stond ook: 'luistert niet'. Was dat de reden dat ze in het asiel gedumpt was?
Mooi was ze niet toen ze bij me introk: haar vacht was mottig, haar linkeroor groen door het getatoeëerde nummer, en ze had geen gram vet op de botten.
Een half jaar later was 'Lady' verandert in een gezonde, sociale, spraakzame, eigenzinnige kat die (meestal) wél luisterde naar haar nieuwe naam. Een héle kat, in ieder opzicht.
En toen vroeg vriendin F. of haar zwarte cyperse poes Truffel bij ons mocht logeren terwijl zij een bezoek bracht aan haar broer in Kaapstad. Die eerste kennismaking tussen de beide dames ging prima, en al snel hadden F. en ik een uitwisselingsprogramma: als zij weg was kwam Truffel bij ons, en als ik even het land uit was, ging Zoe naar F.
Truffel vond het allemaal goed, en verhuisde net zo gemakkelijk mee met Zoe en mij. Maar met F. mee verhuizen toen die besloot om de kille Nederlandse wintermaanden te verruilen voor een laat voorjaar en zomer in Zuid-Afrika, dat kon niet.
Zo had ik opeens anderhalve kat: Truffel kwam elk jaar rond 1 oktober en bleef tot eind maart, met vaak in de zomer ook nog een of twee korte logeerpartijen. De komst van 'slettekat' was voor Marjon (die kwam, zag en ging nooit meer weg in 2006) en mij een moment om naar uit te kijken: de allerzachtste satijnen kat van de wereld, die niets liever wilde dat geaaid en geknuffeld worden en precies wist hoe ze haar lijfje daarvoor op onze knieën of schoot moest neervlijen. Truffel had, behalve onze schoten, ook andere lievelingsplekjes in huis: de vensterbank boven de radiator, ook wel 'steengrill' genaamd en niet te vergeten de tijgerstoel.
Zoe daarentegen was veel minder knuffelig en niet echt een schootkat. Alsof ze er de rust niet voor had. Maar ze was wel altijd overal bij en sliep bij voorkeur op een van onze hoofdkussens. De slaapkamer was 's nachts voor Truffel verboden terrein (dat compenseerde ze door overdag tússen onze hoofdkussens onder de sprei te gaan liggen).
In het voorjaar van 2009 begon Zoe te vermageren - we wisten al dat haar nieren het niet goed deden, en het speciale niervoer vond ze niet te bikken. En ze veranderde van een alerte kat in een wezenloos wezen die steeds meer de weg kwijtraakte. Plotseling liep ze met een wazige blik op het randje van het balkon, iets wat ze nooit eerder had gedaan, zat opeens in de wastafel en verstopte zich achter de radiator en wist niet meer hoe ze er weg moest komen. We hebben haar laten inslapen - een vreselijke, maar wel de enig juiste beslissing. Vergeten zullen we Zoe nooit: ze was speciaal, uniek, en voor mij mijn maatje in de jaren alleen.
In oktober kwam, zoals ieder jaar, Truffel weer bij ons wonen. Van haar wisten we inmiddels ook dat de oude kattenniertjes niet meer optimaal functioneerden. En net als Zoe, maar dan veel erger, bleek Truffel uitermate kieskeurig. Een mix van gewoon en niervoer was de enige oplossing om haar aan het eten te houden. Fien was inmiddels ook al gearriveerd, dus het was een heel gedoe om de twee katten elk hun eigen voer te laten eten. Samen in een huis wonen was geen probleem. We hadden soms wel met Truffel te doen, want Fien wou wel spelen, en liefst ook wel samen slapen. Truffel trof opeens een klein grijs brutaaltje in haar favoriete stoel, en gedoogd, net zoals ze gedoogde dat Fien ook op de vensterbank kwam stoven.
Het verschil tussen de jonge Fien en Truffel werd schrijnend groot: Truffel werd mager en schonkig, had minder behoefte te worden aangehaald, maar haar vacht bleef satijnzacht en glanzend. Zouden we haar in oktober weer te logeren krijgen? vroegen we ons af toen we haar in april 2011 teruggaven aan F. Een bezoek aan de dierenarts wees uit dat Truffel ondanks alle goede zorgen toch behoorlijk was afgevallen. We spraken met F. af wanneer ze Truffel weer zou komen brengen en gingen op vakantie.
Maar het ging niet goed - Truffel bleek een snelgroeiende, niet operabele tumor in haar bekje te hebben die haar vreselijke pijn bezorgde bij het eten. F. heeft zichzelf de tijd gegund om nog een paar goede weken met haar lievelingskat te hebben, en heeft Truffel eind augustus laten inslapen.
En wij hebben de herinnering aan 'onze halve kat' in hoofd, hart, handen en vele, vele foto's.
Een klein albumpje van deze geweldige katten staat hier.